Vredeskerk        

RK PAROCHIE VAN ONZE LIEVE VROUW KONINGIN VAN DE VREDE – AMSTERDAM               

 

HOME  |   ADRES-CONTACT-LINKS |  VIERINGEN |   SACRAMENTEN  |   PREKEN |    CARITAS  |    BIDDEN   |     HISTORIE |    KOREN  

 

 

Tweede zondag van Pasen, “Beloken Pasen”, 16 april 2023
evangelie: Johannes 20,19-31
Handelingen 2,42-47. Psalm 118. 1Petrus 1,3-9

 

Doop-waterdicht bewijs: eerst geloven, dan zien

 

Het is niet waar, het is gewoon niet waar wat Thomas zegt: “Eerst zien en dan zal ik geloven” [Joh 20,25]. Menigeen herkent zich in de apostel Thomas of wil zich in hem herkennen. Want hij komt nuchter over. Ons verlangen om te zien en te beleven projecteren we op hem. En het mooie is dat het hem nog gegeven wordt ook: om te zien met eigen ogen en te ervaren, te voelen!

Maar, laten we in onze herinnering nog eens teruggaan naar vóór Pasen [de Vijfde zondag van de 40-dagentijd], naar de opwekking van Lazarus. We hebben toen gelezen hoe Jezus besloot om naar Lazarus toe te gaan in Bethanië. Thomas riep toen enthousiast zijn medeleerlingen op om mee te gaan, om met Hem te sterven [Joh 11,16]. Hieruit kunnen wij opmaken dat Thomas erbij was toen Jezus Lazarus uit de dood deed opstaan! Dus, niet “eerst zien en dan geloven”; Thomas hééft allang gezien, met eigen ogen. Hij heeft eerder al beleefd dat Jezus daadwerkelijk heer is over leven en dood [cf. Ps 56,14. 116,8] En het evangelie laat er geen twijfel over bestaan: het gaat hier over dezelfde Thomas, namelijk “die Didymus genoemd wordt” [Joh 11,16. 20,24].

Het klinkt ons logisch in de oren: eerst zien en dan geloven. Je zou het de wetenschappelijke benadering kunnen noemen, die zogenaamd past bij deze tijd: “ik neem pas iets voor waar aan als ik het ervaren heb, als het bewezen is, als het objectief is vastgesteld en herhaalbaar, meetbaar is. Echter, wij weten inmiddels dat wetenschap niet geheel objectief is en ook niet waardevrij. Daarbij, wij zien niet altijd goed, interpreteren soms wat we zien niet goed en het komt zelfs voor dat er bewust met meetresultaten wordt gesjoemeld, als deze de onderzoekers of hun opdrachtgevers niet goed uitkomen.

Meer nog, hoe vaak sluiten (beluiken) wij onze ogen niet voor onze eigen inzichten? Want we zien toch de problemen in de wereld, in onze Kerk, in onze maatschappij, in ons eigen leven…

Gelukkig, we geloven heel veel zonder bewijs te hebben. Vaak vragen we helemaal niet om bewijzen, zoals in de liefde en bij vriendschap: je kent elkaar, vertrouwt elkaar en daardoor zie je allerlei aanwijzingen, tekenen van de liefde voor elkaar. “Bewijs” past helemaal niet bij.

Hetzelfde zien we bijvoorbeeld tijdens verkiezingen, als massa’s mensen achter een kandidaat aan lopen. Lijsttrekkers kunnen overtuigen, maar zij bewijzen niks. Dat zovelen enthousiast worden van deze of gene leider, helpt misschien om je bij hen aan te sluiten, maar dit is dan meer gebaseerd op een gevoel en op hoop dan op harde feiten.

 

 

Zien/ervaren kan ons helpen om tot geloofsvertrouwen te komen. Maar zelfs als wij zien, al staan we er met onze neus bovenop, zoals Thomas bij Lazarus’ graf, het is geen garantie dat we dan tot waarachtig geloof komen. Daarom moeten wij ons zien en ons inzien ook niet als voorwaarde stellen om te geloven. Geloof dat gebaseerd is op onze waarneming, op wat wij kunnen zien en met ons beperkte verstand kunnen begrijpen, is maar een wankel geloof – zoals bij degenen die op Palmzondag met eigen ogen Jezus Jeruzalem binnen zien komen en hoopvol “Hosanna” roepen; deze ooggetuigen doen dit niet meer als Hij een paar dagen later terechtstaat voor Pilatus [cf. 1Pe 1,6].

Wat nemen wij eigenlijk waar? Echt niet alles wat er is! Stel je voor dat je niet met geloof en Kerk bent opgevoed en zelf op zoek bent gegaan. De realiteit lijden en dood is zo dominant, dat vele zoekers alleen maar lijden en dood zien en verder niks; hoe zou iemand dan kunnen geloven?

Jezus zegt tegen Thomas – en dus tegen ons: Zalig die niet ziende wel geloofden [Joh 20,29]; zalig die niet hebben gezien – en dus niet weten – en toch durven te geloven; zalig die niet weten [cf. agnosten], maar wel geloven.

In feite wil elke mens het liefst overtuigend bewijs, van niet-weten naar weten: met eigen ogen zien en daardoor menen zeker te weten. Maar, wat er ten diepste toe doet in ons leven, is niet direct zichtbaar en kunnen wij niet ten volle kennen: geloof, hoop en liefde [1Kor 13,13] en het mysterie van God Zelf [Joh 1,18a].

Wanneer wij vertrouwd zijn met elkaar, vragen wij niet om bewijzen; dan groeien we aan elkaar in liefde en hoop èn in geloven. Steeds wanneer de verrezen Heer Zelf ons hier samenbrengt rond Zijn tafel, tot ons spreekt en het Brood uitdeelt dat Hij Zelf is, maakt Hij ons steeds meer met Hem en met elkaar vertrouwd.

Onrust, lijden en dood blijven bestaan in deze wereld en in ons leven. Maar door deze vertrouwdheid met de Aanwezige en met alles wat van Hem komt, wordt ons verlangen om bewijzen te zien en alles te begrijpen gaandeweg omgebogen naar een innerlijke vrede, vreugde [1Pe 1,6], vertrouwen, dankbaarheid [Ps 118]. Doordat de gekruisigde en verrezen Heer Zelf ons hier verzamelt, laat Hij onze vertrouwdheid met Hem groeien. Door die vertrouwdheid wordt ons onrustige zoeken, een beweging waarin wij elkaar opzoeken, zodat niemand tekort hoeft te komen, zoals de Eerste lezing beschrijft [Hnd 2,45].

Doordat wij groeien in geloven worden wij, aldus de Eerste brief van Petrus, herboren tot een nieuw, hoopvol leven [1Pe 1,3]; wij kunnen zonder angst  onze wegen gaan [cf. Joh 20,19v]. Die kracht, die innerlijke gesteldheid  helpt ons om beschikbaar en dienstbaar te zijn en te leven voor oprechte liefde en gerechtigheid.

“Zien soms even”, zoals de maandag overleden Amsterdamse dichter Huub Oosterhuis het zei, is een zegen. Maar laten we ons geloofsvertrouwen daarvan niet afhankelijk maken. Want het werkt juist andersom: wie zoekt te geloven, begint te zien, soms, al is het maar even. Het is (geen waterdicht bewijs, maar), zogezegd, een doop-waterdicht bewijs – goed voor ons welzijn en goed voor ons heil. God-dank! Amen.

Pater Mark-Robin Hoogland C.P., Provinciaal van de Passionisten in Nederland

 

 

2e zondag van de Advent, 4 december 2022
evangelie: Mattheüs 3,1-12
Jesaja 11,1-10. Psalm 72. Romeinen 15,4-9

 

Pater Mark-Robin Hoogland C.P., Provinciaal van de Passionisten in Nederland

 

Bereikbaar voor kleine mensen

 

“Voor kleine mensen is Hij bereikbaar.”                                                                 [Ps 72]
Maar, is dit wel wáár?
Is Hij bereikbaar voor de kleine mensen
met al hun zorgen en “alledaagse” wensen?
De roep om eerlijkheid en gerechtigheid klinkt niet pas sinds kort                         [Js 11,4v]
alsof nu bij oorlogsdreiging en prijsstijging
de scheefheid van ons leven en samenleven pas duidelijk wordt.
In het licht van Christus, Die wij verwachten,                                                         [Mt 3,11v]
zien wij nog beter wat velen al dachten:
Bij elke krisis weer zijn het de kleine mensen die de rekening betalen
maar bij voorspoed zijn zij niet degenen die het dan in kunnen halen.
De woorden van Johannes de Doper maken ons onrustig, nog steeds, vandaag,
want we beseffen dat het niet klopt, hoe wij leven:
veel keuzes die wij maken zijn korte-termijn, voor even;                                        [Mt 3,7]
een visie op de toekomst houden we liever een beetje vaag.
De drang om te overleven,
ieder voor zich: kinderen leren het al in het computerspel.
Echter, leren door te ervaren “wij hebben elkaar nodig”,
gebeurt bij samen een hut bouwen, voetballen, de snoepjes délen
dàn lukt dat wèl.                                                                                                       [cf. Mt 18,3]
En dan blijkt al op een natuurlijke manier: geen mens is overbodig;                      [Ps 72,12-14]
het maakt uit hoe het met jou gaat – ook al zijn we met zeer velen.                        [Ps 72,9-11]
Jesaja en Johannes de Doper hebben een oordeel aangekondigd:
het gaat niet alléén over wie heeft gezondigd;                                                         [Mt 3,6]
oordelen betekent het aanbrengen van onderscheid:
met welke houding, woorden en daden is mijn levensweg geplaveid?                    [Mt 3,8]
Werk ik zo (indirect) mee aan de uitbuiting en de uitsluiting van anderen
of heb ik hen juist meegenomen op de weg die Jezus gaat?
Ook de apostel Paulus wil onze mentaliteit veranderen:
Christus komt “voor al der wereld baat,”                                                                 [Rm 15,8v]
zingen wij kryptisch in een kerstlied.                                                               [Er is een roos ontsprongen]
De drie lezingen hebben klaar aan de dag gelegd
hoe God ons samenleven heeft bedoeld, van oudsher voorzegd:
slechts één volk, mijn volk, mag naar Hem toekomen?
– nee, zo is het niet;
“Alle naties zullen naar Hem toestromen!”                                                              [Js 11,10]
“Aanvaard elkander daarom als leden van één gemeenschap”,                               [Rm 15,7]
omdat Hij ons in al onze verscheidenheid bijeen heeft gebracht
komt een einde aan de eindeloze eenzame donkere nacht                                       [Rm 13,12]
en groeit eensgezindheid uit tot broederschap, zelfs vriendschap.                          [Rm 15,5]
“Uit stenen brengt Hij nog kinderen van Abraham voort,”                                     [Mt 3,9]
dus, we kunnen ons niet op onze afkomst laten voorstaan
of onze status, geslacht en geaardheid, huidskleur, leeftijd en geleerdheid;
nee, uit onze dáden moet blijken waar wij van harte voor gaan;
uit de vruchten die wij voortbrengen blijkt onze gelovige gezindheid.                   [Mt 3,8.10]
Het oordeel vindt dus nú al plaats in ons hart.                                                         [Js 11,3]
Ik begrijp dat deze boodschap ons benart en ook verwart.
Maar deze bewustwording is niet om angst op te wekken;
veeleer om van Godswege de juiste informatie te verstrekken:
namelijk dat de opdracht is van ons allen als Kerk
om ons om te keren naar God en naar elkaar
- het begint met een goed woord, een gebaar -                                                        [Mt 3,11b]
en zo te ervaren: alleen samen zijn wij wijs en sterk.                                              [Rm 15,4-6]
In onze maatschappij en wereld is dikwijls uitsluiting de vorm
Maar bij ons geldt dus een andere norm:
heel Jeruzalem, Judea en de verre omtrek werden door Johannes gedoopt:            [Mt 3,5v]
we weten niet precies hoe ze hebben liefgehad, geloofd en gehoopt,
maar het was genoeg dat zij verlangden om verbonden met God te leven.
Het doopsel was en is geen beloning van goed gedrag,
maar Gods gave aan ons, om gezamenlijk het goede leven na te streven;
niet alleen: We doen wat mag
en daarmee houden we ons aan het Gezag.
Nee, geloven gaat veel verder:
het in verbondenheid en van harte volgen van de Goede Herder.                           [Mt 4,19]
Juist zij die klein zijn geboren en zij die worden gekleineerd
moeten daarom in Gods huis hartelijk welkom zijn en veilig;
zo wordt God geëerd
en blijkt dat Zijn Naam heilzaam is en heilig.                                                          [Ps 72]
Wij weten het uit eerste hand:
Kleine mensen – eenvoudige herders en magiërs uit een ver land –                       [Mt 2,1]
waren als eersten uitgenodigd in de stal.
En wat onze bijdrage aan dit verhaal zijn zal?
Kleinen en groten nemen hier deel aan hetzelfde Brood                                         [1Kor 10,17]
zo worden wij verenigd en wordt ons hart vergroot
voor de ander die anders is en met je gaat.
Wie zelf bereikbaar is en voor de ander openstaat,
keert om en ziet en gaat
met de ander de Komende en Zijn toekomst tegemoet                                            [Mt 25,6]
– nu en voorgoed. Amen.                             



 

 

22e zondag door het jaar, 28 augustus 2022    Evangelie: Lukas 14,1.7-14   Sirach 3,17-20.28-29. Psalm 68. Hebreeën 12,18-24a

Meezingen

De lezingen van deze zondag passen uitstekend bij het jubileum dat we vandaag vieren: dat van het Koor van de Lieve Vrede, 25 plus 1 jaar! Alle koorleden, Michiel Mirck als vaste begeleider vanaf het begin en dirigent Mark Walter (10 jaar) wil ik daar van harte mee feliciteren. Maar zeker ook feliciteer ik de parochie met dit koor. Want het is een rijkdom in een geloofsgemeenschap: zo’n groep trouwe en enthousiaste parochianen die met hun talenten en tijd zo iets positiefs bijdragen aan de liturgie en zo aan ons samen Kerk zijn!

Mijn eerste herinnering aan het koor moet van 25 jaar geleden zijn. Eén van de koorleden (wie? Ik weet het niet…) legde uit dat er hier drie koren waren: het Salve Regina Koor, het Canticum Anglicum en (ik citeer) “het koor van de mensen die niet kunnen zingen.” Met een lichte ironie werd zo natuurlijk verwezen naar de koorleden die graag zingen, zonder een geschoolde stem te hebben. Maar daarmee werd en wordt het koor toch wel ernstig tekort gedaan, zoals ook vandaag weer blijkt. Ik kan mij geen viering herinneren waarin de zang mij tegenviel, afleidde of stoorde. Integendeel!

Een kerkkoor is “goed” als kerkkoor, dus: geschikt, als het met zijn zang en uitstraling de verzamelde gemeenschap helpt om samen te vieren en tot gebed te komen en zo te groeien in geloven. Wat mij betreft voldoen alle drie de koren in deze parochie hier glansrijk aan. En daarom is het heel fijn om hier te mogen komen en ook vandaag dankbaar samen Eucharistie te vieren!

In een koor is het fijn om te zingen, sowieso. Toch houd je als koor wel in het oog dat je dienstbaar wilt zijn aan de verdere geloofsgemeenschap, met name aan de andere mensen die samenkomen voor de liturgie. Het is de houding die ons vandaag in de lezingen ook wordt aangereikt. Alleen met een nederige houding wordt God gediend.

Nederigheid en bescheidenheid kunnen gemakkelijk misbruikt worden: opgelegde deugden, om anderen klein te houden. En tegelijkertijd zien we dat mensen die hoog van de toren blazen, aandacht en aanzien krijgen. Ook op kleine schaal, bijv. vrijgevigheid, om maar gezien te worden en geliefd te zijn bij de mensen. De verleiding kan dan groot worden om daaraan mee te doen: om erbij te horen, een duidelijke plek te hebben, waardoor je je serieus genomen voelt. Als je je al te bescheiden opstelt, loopt iedereen toch over je heen?

Voor God is iedere mens gelijk. Van bovenaf gezien, zogezegd, is er geen hoger en lager. Dat de ene meer heeft gekregen dan een ander, betekent slechts dat de Eeuwige van diegene des te meer verwacht. Titels moet je dus wáár maken. Nederigheid is niet: datgene wat je hebt gekregen diep weg te stoppen en het alleen voor jezelf houden [cf. Mt 5,14-16. 25,14-30].

Maar in ònze ogen is geen enkele mens gelijk: noch naar het uiterlijk noch naar het innerlijk. Het kan ons jaloers maken en ons bewegen, om ook zo gezien en bewonderd te worden.

In de Bijbelse verhalen is het God Zelf Die mensen hun plaats wijst: dit is duidelijk bij de profeten en de koningen, maar in feite geldt het voor ieder van ons; iedereen is uitgenodigd voor de maaltijd die symbool staat voor het Koninkrijk van God en het is de Heer Die een plaats voor ons heeft bereid [Lk 14,15-24. Joh 14,1-3]. Hij wijst die plaats aan. “Realiseer je waar je staat!” zegt de Tweede lezing [Heb 12,18]. Als wij dan zelf een plaats uitzoeken die ons aanstaat, maar “te hoog gegrepen” is, kan het gebeuren dat we die weer moeten verlaten. Pijnlijk is dat voor degene zelf, maar eveneens bevordert zulk gedrag het wantrouwen jegens mensen die een verantwoordelijke positie bekleden en leiders zijn van het volk. Doordat mensen zich de belangrijkste plaatsen toeëigenen, wordt het samenleven ontwricht.

Tegelijkertijd zijn wij zelf mensen die anderen uitnodigen en een plaats toewijzen: in ons huis, in ons leven. Meestal zullen dit mensen zijn die ook òns weer uitnodigen. Meer nog, onwillekeurig gebeurt het dat wanneer er geen uitnodiging terug komt, het contact verwatert. Begrijpelijk in zekere zin, maar Jezus leert ons dat dat terugverwachten een verkeerde motivatie is [cf. Lk 6,31-35]: nodig niet uit om weer iets terug te krijgen; nodig uit om het goede dat je hebt, te delen. Dáár wordt je een gelukkiger mens van, zegt Hij, nu èn hierna [Lk 14,12-14].

Dit geldt eveneens voor ons samen Kerk zijn. In Jezus’ tijd mochten mensen met een handicap (“gebrekkigen, kreupelen, blinden”) of zelfs met een gebroken arm of been niet in het heiligdom komen [Lk 14,13 cf. Lv 21,23]. De mensen “waar wat mee is”, moesten vooral op een afstand blijven. Jezus gaat hier radicaal tegenin: juist deze mensen zijn welkom bij Hem! [cf. Ps 68,6v] En wij, gedoopten in Zijn Naam, gewijd en toegewijd, mensen van de Kerk, wij zijn geroepen om dit waar te maken – tot eer aan God [Ps 68,5 etc.] en het welzijn en het heil van de mensen!

Als je je aanmeldt voor het koor, kan het lijken alsof je jezelf de beste plaats toeëigent bij de Maaltijd die de Heer voor ons aanricht: een paar treetjes hoger dan de rest en dichtbij het altaar. Maar wie beter kijkt, ziet dat de koorleden gekomen zijn om met hun zang samen de viering op te luisteren: Gods-dienst. Tevens word je er zelf ook gelukkiger van – het zingen geeft energie en versterkt de onderlinge band: zo groeit de gemeenschap [cf. Ps 133] – en dankbaarder – je realiseert je dat je veel gekregen hebt en iets te geven hebt [cf. 1Kor 4,7] – en het helpt om te blijven geloven – zingen is immers twee keer bidden, zoals de H. Augustinus zegt.

Moge dit koor daarom geïnspireerd blijven zingen en ons allen hierin meenemen [niet slechts om “de lieve vrede” te bewaren, maar], tot opbouw van een ieder en van de gemeenschap van geloof, hoop en liefde [1Kor 13,13]. Amen.

Pater Mark-Robin Hoogland C.P., Provinciaal van de Passionisten in Nederland

 

PREEK VREDESKERK ZONDAG, 12 JUNI 2022

 

over Spreuken 8, 22 – 31, en Johannes 16, 12 – 15.

 

Op Drievuldigheidszondag preken, dierbare Vredeskerkers, ik zie er altijd  tegen op. Het heeft iets van: proberen uit te leggen wat niet uit te leggen is.

Als we met gelovige Islamieten in gesprek raken horen we telkens weer het verwijt dat wij in drie goden geloven: God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. En leg hen dan maar eens uit dat dat helemaal niet waar is, omdat wij, net als zij, echt maar in één God geloven, maar in drie Personen.

Dat krijg je toch niet uitgelegd. In ieder geval overtuig je je gesprekspartner vermoedelijk niet. God valt niet uit te leggen. In God geloof je, of niet. Met God leef je, of niet. Zodra je God probeert uit te leggen loop je vast.

Zo hoorden wij als eerste lezing een prachtig stuk uit het Bijbelboek Spreuken. Daar wordt gesproken over een Wijsheid, die God geschapen zou hebben vóór al het bestaande. Maar wat is dat voor een Wijsheid die al bestond vóór al het bestaande? Ik denk dat dat het vermogen is om in God te geloven, de Schepper van hemel en aarde. Die wijsheid moet het vermogen zijn een relatie aan te gaan met God, om in Hem te geloven, van Hem te gaan houden én,

zolang als wij leven, te spelen voor zijn aangezicht. Dat is een beeld, een verhaal, een vermoeden, een raadselachtige verwoording van een menselijke ervaring. Verder gaan de schrijvers van het Oude Testament niet. We komen de namen 'Vader' 'Zoon' en 'Heilige

Geest' allemaal tegen bij die schrijvers en steeds zijn het verwoordingen van die fundamentele relatie: Het geven en ontvangen van ons leven. Het erkennen en volgen van Gods leiding

in ons leven, en steeds meer groeien in liefde. God laten doen zoals Hij het goed acht.

 

Dan lees je in de Bijbel dat de Vader de Schepper is, die Abraham uitkiest en

leidt. De Zoon in het Oude Testament is “het volk van God”, de uitverkorenen, de gelovigen. Abraham als eerste gelovige, én zijn nakomelingen die de eerste gelovige in zijn gelovige godsrelatie volgen. De Geest is de kracht die de geschiedenis voortstuwt; de liefde van de Vader die zich uitdrukt in zijn voortdurend scheppen en die zich steeds weer geeft aan

de mensen, zijn volk.

 

Kunt u het nog een beetje volgen? Ik heb het gevoel dat ik alweer aan het uitleggen ben en dat lukt toch niet. Maar wat moet ik anders?

 

In het Nieuwe Testament is Jezus de Zoon, de Messias, in wie het geloof in de Vader, zijn Vader, totaal was. De Zoon, die zich volledig toevertrouwde aan de Vader en zich liet leiden door de Geest van de Vader. Gods Geest was Jezus Geest. Maar in de evangelielezing van vandaag worstelt Jezus met hetzelfde probleem. “Nog veel heb ik u te zeggen, maar gij kunt het nu nog niet dragen!” zegt Hij tegen zijn leerlingen. Straks, na dood en verrijzenis,

“zal de Geest der Waarheid u de komende dingen aankondigen.”

 

Zouden de leerlingen het hebben kunnen verwerken, de geweldige invloed die hun getuigenis op de hele Westerse wereld gehad heeft? De beperktheid van Jezus' aardse leven zal wegvallen en zijn woorden zullen zich tien- honderdvoudig verbreiden. De Heilige Geest zal Jezus vertegenwoordigen in en met de leerlingen.

 

Ze hadden het niet kunnen bevroeden, zoals ook wij vandaag nog steeds Gods wegen niet kunnen doorgronden, laat staan dat wij zijn plannen kunnen voorzien. Het blijft een groot mysterie, het mysterie van God, van de mens en van het leven.

 

De schrijvers van het Oude en Nieuwe Testament hebben met dat mysterie geleefd. Zij schrijven wat zij ervaren. In de eerste eeuwen bad de kerk nog geheel op het ritme van de Heilige Schrift: “Eer aan de Vader, door de Zoon, in de Geest.” Alleen de Vader wordt aanbeden, door de Zoon als eerste van ons gelovigen, in de Heilige Geest, die in de biddende en werkende kerk is, in iedere biddende en handelende mens. Eeuwenlang heeft de mens met dit mysterie geleefd.

 

Maar wij mensen blijven niet graag stil staan voor mysteries. Wij willen het graag heel precies weten. Wij willen het snappen en met ons verstand doorgronden. Als er dan sprake is van Vader, Zoon en Heilige Geest, hoe zit dat dan? In de loop van de tijd hebben we geprobeerd te begrijpen hoe de binnenkant van de Drievuldigheid in elkaar zit. Er zijn theorien ontwikkeld en

daar zijn concilies over gehouden die formuleringen hebben gevonden. Daar zijn zelfs oorlogen om gevoerd. Mensen hebben elkaar verketterd en er is zelfs een ware splitsing in de Kerk tussen Oost en West door ontstaan. Dikke boeken zijn er over geschreven en de knapste koppen hebben zich het hoofd er over gebroken. We hebben er een feest voor ingevoerd, ieder jaar te vieren op de eerste Zondag na Pinksteren. Het feest van de Heilige

Drievuldigheid. Het Feest van het ondoorgrondelijke mysterie van God.

 

We kunnen God niet begrijpen en we kunnen Hem niet verklaren. Maar we kunnen wel in Hem geloven en van Hem houden. En soms, soms kunnen we Hem zelfs ervaren in ons leven en weten we ons gedragen door de liefde van onze God. Pater Jan van Kilsdonk, mijn ruim tien jaar geleden overleden, bijzondere Amsterdamse medebroeder, vertelde graag een gebeurtenis waarbij hij ontroerd werd door Gods nabijheid. Hij zegende een huwelijk in

van een meisje dat katholiek en een jongen die 'niks' is. In het huwelijksformulier werd toen gelezen: “Weest niet bang en maakt u niet angstig bezorgd, want God is dichtbij en de Geest van God is in elk van jullie beiden”. Op dat ogenblik, vertelt van Kilsdonk, worden de wat drammerige ogen van die nuchtere atheïst vochtig. 'In mij de Geest van God?' In mij van

wie de Limburgse ouders van mijn geliefde goedmoedig maar toch weemoedig fluisteren dat ik 'niks' ben? Het was net alsof de Geest van God voor het eerst aan hemzelf, aan zijn gevoel en aan zijn hart geopenbaard werd. Zo menselijk is het mysterie van onze drievuldige God,

Amen.